Twee minuten stilte voor Leopold Rijnveld

Sinds jaar en dag kan ik mij de 4 mei herdenking herinneren. Toen ik klein was legde ik kransen met de scouting bij het 4 mei monument in Zoetermeer, als student hield ik twee minuten stilte tijdens de toneelrepetitie en sinds ik in Den Haag woon herdenk ik om acht uur op de Waalsdorpervlakte.

Sinds ik mijn promotieonderzoek doe is de herdenking op 4 mei wel anders geworden voor mij. 4 mei is nu een dag waarop ik stil sta bij de Joodse namen die ik tegenkom in mijn archieven. De mannen en vrouwen waarover ik lees, waarvan ik de brieven inzie en de overlijdensberichten lees. Ik sta stil bij hen, bij de onbekende namen, die in enkele gevallen ook een gezicht hebben gekregen door foto’s die van hen nog online rondzwerven.

Hoe verdrietig ook om over hun lot te lezen in de archieven, het doet mij goed dat ik in ieder geval bij hen in gedachten ben op 4 mei. Opdat zij niet helemaal vergeten zijn. Opdat ook zij worden herdacht.

Daarom zal ik deze 4 mei herdenking even extra stilstaan bij het leven van Leopold Rijnveld, docent klassieke talen. Leopold was leraar op het Gymnasium in Hilversum en later op het Gymnasium in Winschoten. Daar werd hij in 1940, op last van de Duitsers, uit zijn functie ontzet omdat Joden niet meer les mochten geven. Toen ook de Joodse leerlingen werden verwijderd uit het Nederlandse onderwijs begon hij weer met lesgeven. Ditmaal op het Joods Lyceum in Groningen. In maart 1943 werd Leopold gevangengezet in doorvoerkamp Westerbork.

Leopold Rijnveld

        Bron: Stichting Stolpersteine Schilderswijk Groningen (http://www.stolpersteineschilderswijkgroningen.nl/slachtoffers-in-de-schilderswijk/wassenberghstraat/wassenberghstraat-24/)

De inspecteur van het Gymnasiaal onderwijs heeft nog geprobeerd om voor hem een “bevoorrechte behandeling” te regelen omdat hij een plichtgetrouw ambtenaar was geweest en een goed docent. Deze bevoorrecht behandeling zou betekenen dat hij zo lang mogelijk in Nederland zou mogen blijven. Het heeft niet mogen baten, op 23 maart werd hij op transport gezet naar vernietigingskamp Sobibor en drie dagen later werd hij daar op 44-jarige leeftijd omgebracht.

Na de oorlog werd er nog een brief van Leopold gevonden door een collega waarin hij schrijft:

“…maar uiteindelijk heeft Plato gelijk, dat het beter is onrecht te lijden, dan te doen.”

Met deze gedachte in mijn hoofd denk ik aan Leopold Rijnveld tijdens de twee minuten stilte op 4 mei.

 

Weer weten over Leopold Rijnveld en zijn familie? Ga naar deze website van Stichting Stolpersteine Schilderswijk Groningen.

 

 

 

“The past is a foreign country: they do things different there.”

Soms lees je een quote die je gelijk inspireert of je gelijk aan het denken zet. Dat had ik vandaag met een quote van L.P. Hartley, een Britse schrijver uit de twintigste eeuw. Zijn boek The Go-Between (1953) begint met de zin:

“The past is a foreign country: they do things different there.”

Al maanden probeer ik grip te krijgen op het reilen en zijlen van het Nederlandse onderwijs tijdens de bezetting. Omdat ikzelf in het middelbaar onderwijs werk kan ik moeiteloos de lesuren-regelingen en het onderwijsjargon dat ik in de archiefstukken tegenkom begrijpen. Soms kan het zelfs lijken alsof er in het onderwijs maar weinig is veranderd in de afgelopen 75 jaar! Het is dan ook verleidelijk om met de bril van nu te kijken naar de onderlinge verhoudingen en de verschillende actoren die ik tegen kom in het archief. Ik betrap mezelf er regelmatig op dat ik betekenis van handelen invul vanuit mijn eigen veronderstellingen van verschillende groepen in de toenmalige samenleving. Daarnaast is mijn beeld is natuurlijk gekleurd door hoe ik naar de huidige samenleving en onderwijspraktijk kijk.

Soms doet het werken met deze tijdsperiode mij denken aan mijn tijd als stagiaire op een highschool in Pennsylvania. Op het eerste gezicht leken er zoveel overeenkomsten te zijn tussen de leefwereld van de Amerikanen om mij heen en mijn eigen leefwereld in Nederland. Beide “Westerse beschavingen” met een gedeeltelijk gedeelde culturele en historische achtergrond. Het was voor mij, op het eerste gezicht, gemakkelijker te integreren dan in bijvoorbeeld Mexico waar ik op mijn 18e een jaar heb gewoond, veel minder een “culture shock”. Na een paar weken bleek echter dat mijn gevoel van bijna alleen maar gemeenschappelijke overeenkomsten berustte op een misvatting. Oppervlakkig waren er dan veel overeenkomsten maar in de praktijk bleek ik vele ongeschreven regels niet te kennen en vaak ook niet te begrijpen. Precies ditzelfde gevoel heb ik soms als ik in het archief bezig ben. Hoewel ik vele aspecten van de Nederlandse samenleving herken in de archiefstukken moet ik mij er constant van bewust zijn dat ik onderzoek doe naar het verleden en dat het verleden “a foreign country” is waar niets is wat het lijkt.

Dreigbrieven en doodsbedreigingen

Op het Baarnsch Lyceum zou er tijdens de oorlog een “anti-Duitse” stemming heersen. Zo erg zelfs dat de Duitse Sicherheitsdienst (de gevreesde SD) de school een week moest sluiten om de anti-Duitse leuzen van de muren te halen.

In de archieven kom ik veel voorbeelden tegen van kleine incidenten zoals een leraar die de leerlingen het Wilhelmus laat analyseren tijdens de Nederlandse les en klachtbrieven van N.S.B.ers wiens kinderen dagelijks worden gepest op school. Zelden kwam ik zulke heftige incidenten tegen als beschreven in een brief van een bezorgde ouder wier kind naar het Baarns Lyceum ging tijdens de oorlog.

Zij beschrijft dat er door leerlingen werd besproken dat een andere leerling (zoon van een N.S.B.er) dood moest. Hiervan heeft zij melding gedaan bij de rector van de school maar ze zag vervolgens dat er weinig gebeurde met deze informatie. Aanleiding van haar schrijven aan de autoriteiten was een dreigbrief die zij had ontvangen. Afkomstig uit Baarn, met 15 cent verschuldigde transportkosten. Er moest nu toch echt iets gebeuren met de situatie in Baarn!

Mevrouw schreef haar brief aan de inspecteur van orde en rust op de scholen, een door de Duitse autoriteiten ingestelde functie met het doel onregelmatigheden in het onderwijs te onderzoeken en te reporteren (inclusief advies) aan de hogere autoriteiten op het departement. De inspecteur van orde en rust, meneer van Rossem, maakte er werk van. De Baarnse politie werd geschreven en er werd een onderzoek geëist. De politie reageerde dezelfde dag nog en schreef dat zij een handschriftexpert zouden raadplegen. Het verslag en daarop volgend proces verbaal zou aan de procureur-generaal van Utrecht worden toegezonden. Tot zover de archiefstukken.

Het is de vraag in hoeverre de “doodsbedreiging” serieus genomen moet worden: het gaat hier immers om middelbaar scholieren. Toch moet het in de context worden geplaatst van een al heersende anti-Duitse stemming op school en de algemene afgunst van de N.S.B. welke op meerdere scholen gangbaar was onder scholieren. Vast staat dat het voor leerlingen op het Baarnsch Lyceum met pro-Duitse of N.S.B. ouders niet makkelijk zal zijn geweest.

De dreigbrief zelf vond ik niet in dit archief. Ik vermoed dat die ergens in Baarn of bij de procureur-generaal van Utrecht ligt. De inhoud ervan is mij dus onbekend. Ik ben weinig zaken tegen gekomen waarin een handschriftenexpert werd ingeschakeld dus dat beloofd op z’n minst een interessante brief te zijn.

Deze twee heftige incidenten plus het feit dat de school een week gesloten is op last van de SD maken mij nieuwsgierig naar de rest van de verhalen. Des te meer reden om het Baarnsch Lyceum op mijn lijstje te plaatsen van interessante scholen om verder te onderzoeken!

Strafwerk

In het archief van het Murmellius Gymnasium uit Alkmaar kwam ik een klein zwart boekje tegen waarop stond “Straffen en vlijt – Seder 12 November 1943”. In dit kleine boekje werden de straffen die leraren gaven aan ongehoorzame leerlingen opgeschreven. Het geeft een bijzonde inkijkje in het reilen en zeilen van de leerlingen op dit Alkmaarse gymnasium tijdens de bezetting. Wat blijkt; de pubers van toen lijken verdacht veel op de pubers van nu!Een aantal leerlingen blijken de “usual suspects” van het Gymnasium te zijn. Zo is Ad regelmatig het slachtoffer van zijn wiskunde leraar. Wat Ad zoal deed? Hij “… wil zijn armen niet over elkaar doen”, tijdens een wiskundeles in december 1943. Dat was dus al genoeg om een berg strafwerk te krijgen. Wiskunde was niet zijn meest geliefde vak blijkt uit dit boekje, eerder schreef diezelfde docent al dat Ad “geen zin” had om z’n les te leren.

Het vergeten van huiswerk is een andere veel voorkomende overtreding waar sommige leraren strafwerk voor uitdeelden. Maar soms konden ook mindere vergrijpen, zoals het eten van een dropje, leiden tot een berg werk. De naam van een andere leerling, Bibi, komt meerdere malen voor in het boekje. Zij “doet allesbehalve opletten” en “praat voor de les is afgelopen.” Sommige andere leerlingen kregen staf omdat zij teveel praatten, teveel lachten of een combinatie van de twee: leerlingen John en Piet werden verwijderd uit de klas nadat zij “geheimzinnig praten en lachen” tijdens een les.

study-763571_1280

Waar sommige argumenten voor het opleggen van een straf meteen duidelijk zijn, roepen andere vragen op. Zoals Flip, die in november 1944 uit de les werd gestuurd. Het enige commentaar dat door zijn docent over het voorval in het boekje werd opgeschreven was: “Hij is lastig”. Zoals dat nu nog steeds op scholen zo gaat, is er ook op deze school één docent die de meeste straffen uitdeelde; Ab’s wiskunde docent.

Als mij iets duidelijk is geworden op basis van de inhoud van dit boekje is het dat de leerlingen die tijdens de bezetting naar school gingen, in sommige opzichten erg veel lijken op de leerlingen die nu bij mij in de klas zitten. Sommige dingen, zoals kletsen, lachen en huiswerk niet maken, zijn blijkbaar inherent aan een klas vol met pubers, ongeacht uit welk decennium!

 

 

Archief zoek

Archiefonderzoek is tijdrovend, vermoeiend maar ook spannend en verrassend. Als je tenminste toekomt aan het archiefonderzoek.

De afgelopen week ben ik vooral bezig geweest met het inventariseren van de archieven die ik de komende tijd zal gebruiken in mijn onderzoek naar de onderwijsinspectie tijdens de Duitse bezetting. Dit komt er in de praktijk op neer dat ik nadenk over welke instanties hier tijdens de oorlog mee te maken hadden en waar zij hun archief zouden hebben opgeslagen.

In het geval van de onderwijsinspectie kwam ik al gauw terecht in het archief van het NIOD (Nationaal Instituut voor Oorlogs Documentatie) en het Nationaal Archief. Ik gebruik bij beiden bepaalde zoektermen zoals “inspectie”, “rijksschooltoezicht” (zo heette de onderwijsinspectie vroeger) en “toezicht”. De eerste interessante archieven komen dan al wel uit de zoekmachine rollen. Zo hebben bijvoorbeeld de topambtenaren van het departement van onderwijs wel eens over de inspectie gesproken. In hun archief kon ik hier dus enkele stukken over vinden. Ook het rijksschooltoezicht zelf heeft een archief. Helaas zat er in dat archief bar weinig van de periode 1940-1945. Na de selectie van de archieven die interessant kunnen zijn bekijk ik de archieflijsten. Hierin staan de stukken uit het archief genummerd en globaal beschreven. Meestal staat er één zin plus een tijdsbepaling van wanneer de stukken zijn geproduceerd. Het blijft altijd een verassing hoeveel en wat er uiteindelijk uit de archiefdoos komt nadat je het hebt aangevraagd.

archives

Bron foto: https://en.wikipedia.org/wiki/Archive

In het geval van de inspectie stuitte ik op een probleem. Ik had namelijk verwacht dat ik rapporten zou vinden van schoolbezoeken en correspondentie tussen de inspecteurs en de scholen zelf. Eigenlijk een beetje zoals dat nu ook gaat met de scholen en haar inspectie. Na lang zoeken kwam ik zo’n archief tegen van de inspecteur van gymnasia. Maar, hij was niet de enige inspecteur tijdens de bezettingsperiode. Ook de lycea en de  H.B.S-en hadden hun eigen inspecteur. Juist die archieven kan ik nergens vinden… Het lijkt alsof ze nooit hebben bestaan. Toch moeten ze ergens liggen óf moet er ergens beschreven zijn dat zij zijn vernietigd (iets wat wel vaker voorkwam in de opruimwoede van de jaren 70 en 80).

Het omgekeerde gebeurt ook. Ik was vandaag stukken aan het doornemen van het archief van de Rijksschooltoezicht. Eén van de stukken stond in de archieflijsten bekend als een map met stukken over een verandering in leden van een examencommissie. Niet zo heel erg interessant maar het had wel in 1940-1945 plaatsgevonden en was dus de moeite waard om op te zoeken. Wat bleek: de stukken vormden het archief van de inspecteur van de kweekscholen (de huidige pabo’s)!

Dat geeft moed voor mijn zoekgeraakte archieven en demotiveert tegelijkertijd. Hoezo? Aan de ene kant betekend het dat ik het mogelijk nog tegen kom ergens waar ik het niet verwacht. Aan de andere kant kan het betekenen dat ik moet vertrouwen op het toeval… en de archivaris van het Nationaal Archief die ik nu toch maar heb ingeschakeld in deze zoektocht.

To be continued!

Schoolreisje anno 1942

Met meer dan 125 leerlingen de loopgraven in België bezoeken. Dat is wat wij begin april weer gaan doen met onze derdeklassers. Ook dit jaar zullen zij meer leren over de realiteit van oorlog tijdens rondleidingen over de slagvelden en begraafplaatsen van de Eerste Wereldoorlog. Om mee te mogen moesten de leerlingen wel een “verklaring van goed gedrag” ondertekenen. Zo mag er bijvoorbeeld niet gerookt of gedronken worden en moet er ten alle tijden naar de docenten worden geluisterd. Zoals gewoonlijk ondertekenen mijn leerlingen deze verklaring braaf zodat hun niets meer in de weg staat om mee te mogen.

In 1942 was het organiseren van een schoolreisje heel wat lastiger. De rector van het Tweede Gemeentelijke Lyceum in Den Haag, het huidige Maerlant Lyceum, ondervond dit aan de levende lijve. Sinds jaar en dag gingen tijdens hun schoolreis zo’n 60-80 leerlingen plus docenten op de fiets van Den Haag naar een jeugdcentrum in het Brabantse Boxtel. Eerst fietste men vanuit de school naar Rotterdam alwaar de boot naar Heusden werd genomen. Vanuit Heusden fietsten de leerlingen dan weer verder naar Boxtel. In 1942 was dat echter niet zo simpel als dat het lijkt. Er was namelijk een verbod op grote groepen fietsers, door de Duitsers “Gruppenfahrten” genoemd. De rector moest aan de procureur-generaal van Den Bosch (één van de hoogste bazen van justitie in Den Bosch) toestemming vragen om dit verbod tijdelijk voor zijn groep fietsers op te heffen.

“Ik herhaal: de schoolreisjes werden ieder jaar gehouden en zijn op zichzelf lofwaardig.”

Een simpel verzoek, zou je denken. Hier dachten de Duitse autoriteiten anders over. Men was benieuwd naar “de geest” en “het doel” van het schoolreisje. De hoogste baas op het departement van Onderwijs, Secretaris-Generaal van Dam, verzekerde hen dat daarmee niets mis was. Hij meende zelfs dat het schoolreisje goed voor “de geest” van de jongelui zou zijn en het onderwijs juist ten goede zou komen. Echter, hij voorzag een ander probleem. Het beoogde jeugdcentrum werd tijdelijk gebruikt als opvangcentrum voor geëvacueerde uit de kuststreek. (De Duitse autoriteiten waren inmiddels begonnen met het aanleggen van de Atlantikwall ter verdediging van de Hollandse kustlinie. Alle inwoners van deze kustgebieden moesten geëvacueerd worden.)

In ieder geval, mocht het schoolreisje toch doorgang vinden, dan moest er zeker voor gezorgd worden dat de leraren “alle gesprekken en opmerkingen over politiek verbieden en dat de leiders zelf te deze zake aansprakelijk zullen worden gesteld.” De leraren stonden nu dus voor een lastige keuze; durfden zij het aan om de verantwoordelijkheid te nemen voor de uitlatingen van hun circa 80 leerlingen tijdens de schoolreis? Wellicht besloot de school om niet meer te gaan of om de leerlingen een verklaring te laten ondertekenen van goed “politiek” gedrag. Tot dusver heb ik nog niet kunnen achterhalen of het schoolreisje daadwerkelijk nog heeft plaatsgevonden of niet en wat de docenten hebben besloten te doen.

Al met al een hele andere setting dan het schoolreisje dat wij in april gaan maken. De hoogste baas van het departement van Onderwijs besluit zijn brief met het volgende advies: “Ik herhaal: de schoolreisjes werden ieder jaar gehouden en zijn op zichzelf lofwaardig.” Ik kan me daar volledig bij aansluiten!

 

Geef spoedig door!!!!!!!

Maandag 7 mei 1945. De spanning, opwinding en feestvreugde hing waarschijnlijk in de lucht, die dag in Amsterdam. Weken, maanden, zelfs jaren was er op gewacht en nu leek het toch echt te gebeuren: de bevrijding van Amsterdam! Het was niet de eerste keer dat Amsterdammers zich klaar maakten voor het bevrijdingsfeest op de Dam. Op dinsdag 5 September 1944, beter bekend als ‘Dolle Dinsdag’, ging het gerucht dat de geallieerde soldaten al in Breda zouden zijn! De stemming zat er goed in bij de Amsterdamse jeugd. Bijvoorbeeld bij de jongens op het Mercatorplein. Daar werden de Duitse wegwijsborden gesloopt en verbrand (bekijk de foto hiervan hier). Het was niet voor iedereen feest. Duizenden N.S.B.-ers verlieten huis en haard om zichzelf in veiligheid te brengen in Duitsland.

Helaas duurde de pret van de feestende massa niet lang. Al snel werd het duidelijk dat de geallieerden nog wel even op zich zouden laten wachten. Amsterdam maakte eerst nog de strenge hongerwinter van ’44-45 mee voordat het weer voorjaar werd en men weer hoop begon te krijgen op een snelle bevrijding.

7 mei 1945 was het dus bijna zover. De leerlingen van het Katholieke Ignatius College te Amsterdam gaven stiekem dit “Bulletin” aan elkaar door. Aangekondigd werd dat de Canadezen Amsterdam zouden bevrijden. Waarschijnlijk zelfs de volgende dag. Leerlingen werden opgeroepen om te verzamelen op de Dam met een broodje in de zak voor de lunch en de liedjes die waren voorbereid voor het bevrijdingsfeest.

IMG_6163.JPGBron: NIOD Archief, Schoolverzet 257f doos 4.

Beelden van de feestvreugde op de Dam op 8 mei zijn hier te vinden. Wie weet staan er ook wat leerlingen van het Ignatius College tussen! Op 9 mei, de warmste dag van dat jaar(!), werden de Canadezen officieel ingehuldigd op de Dam en was Nederland zo goed als bevrijd.

 

 

Hoogtepunten 2015

Het was een mooi jaar vol met hoogtepunten! Hieronder de belangrijkste op het gebied van mijn onderzoek.


1. Toekenning promotiebeurs voor leraren van het NWO

Eind februari 2015 kreeg ik te horen dat de promotiebeurs voor leraren aan mij werd toegekend. Ik kwam thuis van werk en er lag een dikke envelop op de mat van het NWO. Razendsnel gingen de gedachten door mijn hoofd. Ik hoopte dat de dikte van de envelop aangaf dat ik het geworden was. En dat was inderdaad zo! Gelijk in maart 2015 kon ik met mijn onderzoek beginnen.


2. Conferentie Oslo

Het toeval wil dat precies in de voorjaarsvakantie er een conferentie plaatsvond in Oslo over onderwijs in de bezette Duitse gebieden. Een zogenaamde “expert meeting”. Ik mocht er 45 minuten vertellen over mijn onderzoek en de Nederlandse casus. Hoewel nog maar net begonnen met mijn onderzoek, kon ik toch een aardig beeld schetsen van mijn eerste bevindingen. Nog belangrijker, ik hoorde andere onderzoekers spreken over de maatregelen op het gebied van onderwijs in Noorwegen en België. Een bijzonder leerzame ervaring dus!


3. 4 mei lezing Universiteit Utrecht

Dit jaar werd ik gevraagd door een oud-docent om de 4 mei lezing te houden voor de herdenking van de Universiteit Utrecht. Een hele bijzondere gelegenheid en een eer om iets te mogen zeggen tijdens deze herdenking. Omdat ik voor mijn onderzoek zo bezig ben met deze periode in de geschiedenis is de 4 mei herdenking voor mij altijd erg “persoonlijk”. Ondanks dat ik zelf niet mensen heb verloren tijdens de oorlog, denk ik op zo’n dag wel aan de vele verschillende personen die ik in het archief dagelijks tegen kom en waarvan ik weet dat zij op verschillende manieren onder de oorlog hebben geleden. Het was dan ook erg bijzonder om in deze lezing het belang van herdenken te mogen onderstrepen voor de aanwezige studenten en Utrechtenaren.

  

4. Conferentie Tennessee

 Afgelopen herfstvakantie mocht ik spreken op een Holocaust conferentie in Tennessee. Mijn lezing richtte zich specifiek op anti-Joodse maatregelen in het Nederlandse onderwijs tijdens de bezetting. Het was heel bijzonder om voor werk naar Amerika te mogen gaan. Vooral om zelf te zien hoe men daar met de geschiedenis van de Holocaust om gaat. Ook was het bijzonder interessant om feedback te krijgen van andere scholars, die misschien niet direct experts zijn op het gebied van onderwijs tijdens de oorlog maar mij wel konden helpen aan nieuwe inzichten. 

5. Archiefdagen

Het laatste hoogtepunt van 2015 zijn eigenlijk alle dagen die ik tot nu toe in het archief, in de bibliotheek of op conferenties doorbracht. De mogelijkheid om dit onderzoek te doen naast mijn eigen baan heeft mijn werel zo verbreed! Het heeft er voor gezorgd dat ik mezelf nu constant aan het ontwikkelen ben. Zo ontdek ik bijvoorbeeld hoe ik omga met de grote vrijheid en verantwoordelijkheid dat zo’n groot onderzoek met zich mee brengt. Ik doe dingen en kom op plekken waar ik voorheen nooit eerder van had gedroomd. 
2015 kan ik dus met recht een topjaar noemen! Ik hoop dat 2016 mij wederom uitdagingen en mooie momenten zal geven.

Schoolfeest afgelast!

“Voorlopig geen uiterlijk vreugdebetoon. Niet vlaggen. Geen schoolfeestjes.” In juni 1940 werd er van hogerhand, het Departement van Onderwijs, bepaald dat er voorlopig geen schoolfeestjes gehouden mochten worden. En dat precies in de periode, aan het einde van het schooljaar, dat de leukste schoolfeestjes voor de deur stonden! Het schoolfeest waar elke puber reikhalzend naar uit keek, werd met één verordening verboden.

Nationale rouw

Waarom? Officieel omdat het land in rouw was. Met de Duitse inval in mei 1940 waren er vele doden gevallen. De verordening verwees naar alle getroffen gezinnen, gemeentes, dorpen en verenigingen die deze doden te betreuren hadden. Haast iedereen was wel geraakt door dit oorlogsgeweld en uit respect voor hen zou het land in rouw zijn. In ieder geval tot aan het einde van 1940. Dat betekende geen schoolfeesten en geen uitgestoken vlaggen.

Tot dusver, logisch. Zou ik docent zijn geweest in Syrië, aan het begin van de burgeroorlog, dan zou ik waarschijnlijk ook niet echt behoefte hebben aan een schoolfeest. Een avond cola schenken terwijl zwetende, opgedirkte pubers met hun beugelbekkies en te korte rokjes in kringetjes op de beats proberen te dansen terwijl de rest van het land in de brand staat? Mij niet gezien. Was ik nu docent in Parijs, dan zou ik in de week van de aanslagen waarschijnlijk ook niet het schoolfeest door laten gaan. Uit respect voor de slachtoffers en hun nabestaanden.

Misschien heerste dat sentiment ook wel in Nederland, amper drie maanden na de Duitse inval? Waarschijnlijk waren mensen met andere dingen bezig dan schoolfeestjes en “uiterlijk vreugdebetoon”.

Stil verzet

De rest van de brief van het Departement verraad echter ook een ander motief voor deze verordening. Zij schreef namelijk dat ieder openlijk feestbetoon achterwege moest blijven. Zo mocht er niet meer gevlagd worden op dagen dat het voorheen heel gewoon was. Niet op overheidsgebouwen, maar ook niet op eigen woningen. Dit lijkt een bijzinnetje. Iets van ondergeschikt belang wanneer een land in rouw is.

Dit is echter een slim staaltje werk waar we nu een spin-doctor in zouden zien. Het uithangen van de Nederlandse vlag was namelijk niet alleen verbonden met vreugde uitingen, maar ook met het nationalisme en de gevluchte Koninklijke familie. “Vlaggen” en bijvoorbeeld een oranje sjaaltje dragen kon makkelijk worden uitgelegd als een vorm van “stil” verzet tegen de nieuwe bezetter.

Door de verordening te verbinden aan de rouw om de slachtoffers, is de werkelijke aard van deze verordening niet meteen duidelijk. Het was niet alleen een onschuldig verbod op schoolfeestjes, maar toch vooral een verbod op het uiten van nationale symbolen en een extra beperking voor het “stille” verzet.

 

 

Het wonder van de vergeten archiefmap

Het klinkt misschien niet zo heel spannend maar voor mijn onderzoek zijn de “vergeten” mappen juist de spannendste. 

Vandaag zat ik een dag in het archief van het NIOD. Hier liggen (bijna) alle documenten die betrekking hebben op Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Over het algemeen zijn de documenten goed gedocumenteerd. Dat betekend dat als je een zoekterm invuld in zoekmachine er een overzichtelijke lijst uitrolt met beschrijvingen wat er in iedere doos of archiefmapmisschien te vinden is. 

  
Foto: Archiefstukken Katholiek Documentatie Centrum, Nienke Altena Juli 2015.

Na aanvraag is het altijd maar de vraag wat er uiteindelijk op je tafel terecht komt. De ene keer is het een grote doos met duizenden papieren, de andere keer moet je genoegen nemen met een mapje met maar twee stencils.

Toch komt het ook wel eens voor dat er geen inventarislijst is van een bepaald archief, of maar gedeeltelijk. Vanmiddag vroeg ik zo’n archief op waarvan een gedeelte ongeinventariseerd was. Een gouden greep bleek achteraf! Bijvoorbeeld een map met documenten over een groep geschiedenis leraren. Zij maakten zich zorgen maakten over de toekomst van het Nederlandse onderwijs tijdens de bezetting. Beschreven werd hoe zij er, met de inval van de Duitsers, vanuit gingen dat ook het (geschiedenis)onderwijs zou worden aangepakt. Om zich te wapenen tegen eventuele maatregelen van nazificatie van het geschiedenisonderwijs verenigden deze geschiedenis docenten zich. Zij zijn tijdens de bezettingsjaren regelmatig bij elkaar gekomen om (nazificatie)maatregelen van het departement van onderwijs te bespreken. 

Bij zo’n vondst gaan mijn hart sneller kloppen. Het is een bevestiging van mijn vermoeden dat docenten zich zorgen maakten over de veranderingen in het onderwijs onder nationaal socialistische druk van bovenaf. Ook laat het zien dat niet elke docent klakkeloos Duitse verordeningen uitvoerde en dat er in dit geval zelfs preventief actie is ondernomen door individuen. Natuurlijk moet ik nog verder in dit geval duiken, nagaan wat men daadwerkelijk heeft gedaan en wat men zag als “nazificatie” maatregelen. Maar het is een mooi begin! 

En dat allemaal omdat ik vanmiddag nieuwsgierig was naar wat er in die “vergeten” archiefmap zou zitten. Soms is archiefonderzoek dus ook je nieuwsgierigheid achterna gaan en je blijven verbazen over de verhalen die nog steeds verborgen liggen in stoffige archiefmappen.