Hoe de Joden verdwenen uit het Nederlandse onderwijs

Afgelopen week was ik voor een cursus in Yad Vashem, Jeruzalem. Hèt documentatie-, onderzoeks-, educatie- en herinneringscentrum voor de Holocaust. Samen met 24 andere geschiedenisdocenten heb ik lezingen, workshops en discussies gevolgd over hoe de Holocaust te kunnen onderwijzen aan middelbaar scholieren.

Hoewel het tijdens mijn lessen een vast onderdeel is van het curriculum, houd ik mij tijdens mijn eigen onderzoek alleen zijdelings bezig met de Holocaust. Eigenlijk voornamelijk met de eerste maatregelen die zorgden voor de segregatie en isolatie van de Nederlands-Joodse bevolking. Maatregelen die uiteindelijk de weg vrij zouden maken voor de Holocaust.

Eén van de eerste anti-Joodse maatregelen die het Nederlandse onderwijs trof was een verordening van Secretaris-Generaal Frederiks van het College van Gedeputeerde Staten. Hij verbood de nominatie, benoeming en promotie van Joodse ambtenaren per 30 september 1940. Een discriminerende maatregel die niet pastte in de vrije Nederlandse benoemingscultuur maar in de eerste oorlogsmaanden misschien niet meteen een reden om tegen de bezetter stevig in verzet te komen. Drie weken later volgde de volgende maatregel. De welbekende “ariërverklaring” werd op 18 oktober 1940 verspreid met de mededeling dat scholen deze volledig ingevuld en wel moesten terugsturen voor het einde van de maand. Hoewel sommige scholen zoals het Amsterdams Lyceum weigerden, stuurden de meeste scholen keurig ingevulde en ondertekende verklaringen terug. Dit was nog maar het begin; in een paar maanden tijd werden de Joodse docenten met nieuwe verordeningen buiten het Nederlandse onderwijs geplaatst. Op 22 november 1940 werden alle Nederlandse scholen ingelicht dat de Joodse docenten, voorlopig tijdelijk, moesten worden “vrijgesteld” van hun baan met behoud van salaris. Wat in de realiteit neer kwam op geen enkele Joodse docent meer voor de klas. Sommige Joodse docenten, die nu zonder werk thuis zaten, bleven bijles geven aan hun voormalige leerlingen. Ook dat werd nadrukkelijk verboden in februari 1941. 26 februari 1941 werd de laatste verordening uitgegeven aangaande Joodse docenten in het Nederlandse onderwijs. Per 1 maart 1941 moesten zij allen ontslagen worden en zouden zij dan ook geen salaris meer mogen ontvangen. Stap voor stap werden zij zo het Nederlandse onderwijs uitgewerkt.

Hoe reageerden de schoolbesturen op deze discriminerende maatregelen die zij moesten faciliteren en uitvoeren? En hoe werd er door collega’s en leerlingen gereageerd op deze zichtbare en confronterende verandering in hun dagelijks leven? Met mijn archiefonderzoek probeer ik meer inzicht te krijgen in deze vragen en zo een vollediger beeld te vormen van de reactie van de toenmalige Nederlandse maatschappij op dit soort verordeningen en aantastingen.

Toen de Joodse docenten vrij snel verwijderd waren van de scholen, waren de Joodse leerlingen een doorn in het oog van de Duitse bezetter. Ook op dit vlak moest de segregatie worden doorgevoerd. In de zomer van 1941 werden rectoren en schoolbesturen op de hoogte gesteld van de op handen zijnde verordening die de verwijdering van alle Joodse leerlingen van scholen eistte. De scholen waren zelf verantwoordelijk voor het opstellen van lijsten met namen van Joodse leerlingen. Er werd verwacht werd dat zij per 1 september 1941 “Jodenvrij” zouden zijn. Amsterdamse scholen kregen uitstel tot 31 september 1941. De gemeenten zouden de organisatie van het onderwijs van de verwijderde Joodse leerlingen op zich nemen. Uiteindelijk zou deze taak moeten worden overgenomen door de Joodse Raad. Zo werd het Nederlandse onderwijs binnen nog geen anderhalf jaar, stap voor stap, gesegregeerd.

Joods onderwijs ging weldegelijk door. De Joodse leraren die al in 1940 zonder werk waren komen te zitten zetten Joodse scholen op zoals het Joodsch Lyceum Den Haag. Het dagboek van leraar dr. G. Italie vormt een goede illustratie van die dagen.

In Jeruzalem had ik de mogelijkheid om historica Pnina Rotem te ontmoeten. Zij doet onderzoek naar Joods onderwijs in Nederland tijdens de bezetting. Zelfs in de doorvoerkampen Vught en Westerbork werd er les gegeven aan leerlingen onder de 15 jaar. Tijdens haar onderzoek is zij gestuit op een correspondentie van een Joodse jongen in kamp Westerbork met een voormalig klasgenootje. Hij wilde maar al te graag op de hoogte blijven van niet alleen de lesstof die hij misste, maar vooral ook de nieuwtjes over leraren en medeleerlingen. Hieruit blijkt maar weer dat van bovenaf opgelegde segregatie maar tot een bepaalde hoogte effectief is geweest. In sommige gevallen is er tot achter de poorten van het kamp contact gebleven tussen Joodse leraren, leerlingen en hun voormalig rectoren, collega’s en (mede)leerlingen.

 

Meer lezen over de segregatie van het onderwijs tijdens de bezetting?

C.P. Gunning (ed.) Gedenkboek 1940-1945 van het Amsterdams Lyceum (Amsterdam 1947)

W. L. de Lang, Het oorlogsdagboek van Dr. G. Italie (Amsterdam 2009)

J. Presser, Ondergang (Amsterdam 1965)

F. Roest, J. Scheren, Oorlog in de stad. Amsterdam 1939-1941 (Amsterdam 1998)