Pesten, toen en nu

Aanstaande dinsdag heb ik op school ouderdag. Wat vroeger misschien afkon met een avond drie docenten van dochter- of zoonlief zien, is bij ons uitgegroeid tot een dag van 9 tot 4. Ouders hebben daarbij de mogelijkheid om maximaal zeven docenten te spreken. Dat dan wel in een tijdsbestek van zeven minuten per gesprek. Zo bereid ik mij dit weekend voor op 44 zeven-minuten gesprekjes.

Sommige gesprekken zullen gemakkelijker zijn dan andere. Wanneer ik mij zorgen maak over de academische prestaties van een leerling bedenk ik van tevoren strategieën die de ouders kunnen gebruiken om hem of haar ook thuis te begeleiden. Moeilijker word het wanneer ik mij zorgen maak om de sociale contacten van een leerling. Wanneer ik het gevoel heb dat hij of zij steeds buiten de boot valt als er in groepjes word gewerkt. Dat de klas niet lijkt te luisteren als hij of zij aan het woord is. Het is dan lastig, om die ouders bij te staan en samen te zoeken naar een oplossing. Begrijpelijkerwijs is zeven minuten dan niet genoeg.

In de schoolarchieven kom ik ook zulke incidenten tegen. Meerdere brieven zijn er geschreven door ouders aan rectoren van verschillende scholen om pestgedrag aan de kaak te stellen. Terwijl tijdens de Duitse bezetting pestgedrag ten opzichte van de Joodse medemens beleid was geworden, komt er uit de schoolarchieven een duidelijk beeld naar voren van pestgedrag ten opzichte van de kinderen van N.S.B.-ers.

Zo ontstond er een briefwisseling tussen een vader met Nationaalsocialistische idealen en de rector van het Utrechts Stedelijk Gymnasium. Vader was bezorgd om zijn dochter die gepest werd. Hij was van mening dat de rector te weinig had gedaan om de situatie te veranderen. Voormalig vriendinnen op school zorgden ervoor dat het leven van zijn dochter zuur werd gemaakt. Ze werd door hen “volkomen genegeerd” en “dood verklaard”. Het argument van de rector dat “het karakter en de gesloten aard” van zijn dochter de oorzaak was van haar eenzaamheid wees vader resoluut van de hand. Zijn inziens werd er op de school niet hard genoeg opgetreden en nam de rector “de Joodsche terror in bescherming”. Er restte hem dan ook niets anders dan dochterlief van school te halen.

Daarnaast informeerde hij ook de Wethouder van Onderwijs van Utrecht over het voorval. Dit kon de rector in moeilijkheden brengen, aangezien hij als rector van een openbare school direct onder de Wethouder viel. Aanwijzingen dat er op de school anti-nationaalsocialistisch gedrag werd getolereerd kon hem duur komen te staan. Juist de scholen moesten volgens de bezetter plekken worden waar de nationaalsocialistische idealen werden uitgedragen, niet tegengewerkt.

Wanneer ik zo’n brief aan een rector lees over buitensluiten en ander pestgedrag moet ik denken aan een quote uit Ismee Thames’ onderzoek naar kinderen van N.S.B.-ers. Zij schrijft in haar boek “Besmette jeugd” over het leven van kinderen van N.S.B.-ers tijdens het laatste gedeelte van de oorlog en de jaren daarna. Het is indrukwekkend en triest om te lezen hoe deze kinderen hebben geleden onder de keuzes van hun ouders, maar ook onder de pogingen van de Nederlandse staat om hen te “heropvoeden” tot rechtschapen vaderlanders. Zij stelt dan ook dat velen op haar onderzoek reageerden in de trant van:

“Wat zullen die kinderen het moeilijk hebben gehad”

Sinds de jaren tachtig bestaat de Werkgroep Herkenning voor deze kinderen en hun nabestaanden. Hier kunnen verhalen worden gedeeld en is er begrip en herkenning voor hen die jaren zijn buitengesloten.

Wanneer ik brieven zoals de hierboven beschreven tegen kom in het archief, hoop ik dat de leerling waarover het gaat niet al te veel heeft geleden onder de politieke keuzes van zijn ouders. Dat hij zijn plek heeft gevonden en zich niet meer buitengesloten voelt, maar zichzelf ziet als een waardevol onderdeel van de samenleving. Als docent denk ik aan mijn eigen leerlingen. Hoe belangrijk het is dat de school een veilige omgeving is, waar iedereen word geaccepteerd om wie hij of zij is. Aankomende dinsdag zal ik daar wederom met ouders en leerlingen aan proberen te werken.

Geïnteresseerd in meer onderzoeken gerelateerd aan de N.S.B.? Bezoek deze site van het NIOD.

één foto, honderd vragen

Vandaag is één van de eerste herfstdagen van het jaar. De wind waait zacht, bladeren vallen van de bomen.  De zonnestralen die tussen de wolken uit komen maken het een aangename morgen. Maandag tot en met donderdag sta ik voor de klas, de vrijdagen staan in het teken van mijn onderzoek. Zo ben ik vandaag beland in het Utrechts Archief met het doel om het schoolarchief van het Utrechts Stedelijk Gymnasium te inventariseren. Voor mijn onderzoek over de Duitse bezetting en het Nederlands middelbaar onderwijs is het van belang een goed beeld te krijgen van welke (school)archieven er bewaard zijn gebleven en wat de inhoud van deze archieven is.

Lees verder